Direct naar content
Terug naar overzicht

Op de rioolwaterzuivering Epe (Gelderland), is deze week de eerste Kaumera Nereda® Gum geleverd. Deze levering wordt gebruikt bij een landbouwbedrijf in een biostimulant, een middel waardoor gewassen in de landbouw beter groeien en minder gevoelig zijn voor ziektes. Het gaat in totaal om 10 m3.

Kaumera is een biobased grondstof afkomstig uit de slibkorrels die zich vormen bij het Nereda zuiveringsproces. Kaumera biedt verschillende mogelijkheden voor bijvoorbeeld toepassing in de land- en tuinbouw en de bouwsector.  Het proces van ontwikkeling tot productie is een samenwerking tussen waterschappen, wetenschap en bedrijfsleven.

In ontwikkeling

“Wij zien in Kaumera Nereda® Gum een potentiële grondstof die een grote bijdrage kan leveren aan onze doelstelling om in 2050 volledig circulair te zijn,” aldus heemraad Bert van Vreeswijk. “Samen met onze partners zetten wij ons daarom volop in voor onderzoek, productie en de afzet van Kaumera. De toepassing van Kaumera en de ontwikkeling van de gewassen bij deze klant worden nauwlettend gevolgd. Het mooie van deze grondstof is dat het een natuurlijke stof is en niet kunstmatig gemaakt kan worden.”

Twee fabrieken

De eerste fabriek staat in Zutphen bij Waterschap Rijn en IJssel en produceert sinds een jaar Kaumera uit het proceswater van de zuivelindustrie. De tweede installatie in Epe bij Waterschap Vallei en Veluwe produceert nu ook Kaumera uit rioolwater afkomstig van huishoudens en bedrijven uit de omgeving.

Samenwerking

Kaumera is tot stand gekomen in een samenwerkingsverband van de waterschappen Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe, TU Delft, Royal HaskoningDHV, STOWA, Energie en Grondstoffenfabriek (EFGF), Friesland Campina en Chaincraft, en mede mogelijk gemaakt door RVO, de provincie Gelderland en de Europese Commissie vanuit het LIFE programma. 

Het onderzoek wordt ondersteund door de waterschappen die voorop lopen bij het winnen van grondstoffen. Naast Waterschap Vallei en Veluwe zijn dat: Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Vechtstromen, Waterschap Noorderzijlvest, Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en Waterschapsbedrijf Limburg. Deze waterschappen hebben ervoor gezorgd dat de installatie in Epe gerealiseerd kon worden.