Direct naar content
Terug naar overzicht

Op 1 december 1970 werd met de Wet Verontreinigd Oppervlaktewater (WVO) de start gemaakt met het verbeteren van de waterkwaliteit. Dat betekent dat de waterschappen daar nu al 50 jaar aan werken.

Wat gebeurt er als de 318 rioolwaterzuiveringen van de waterschappen in Nederland niet zouden werken? Dan zou het rioolwater rechtstreeks in de natuur verdwijnen. 50 jaar geleden was dat nog normaal. De wateren werden wel omschreven als ‘stinkende, giftige poelen’. In veel rivieren, kanalen, grachten, plassen en meren kon je eind jaren ’60 of zelfs nog in de jaren ’70 beslist niet zwemmen.

Zuiveren van afvalwater

In de jaren 60 zijn rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd. Het was daarmee één van de voorlopers op de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO) die op 1 december 1970 in werking trad. Daarmee kwam de wettelijke taak van het zuiveren van afvalwater bij de waterschappen terecht. Doel was om de verontreiniging van oppervlaktewater tegen te gaan. Inmiddels is de WVO afgeschaft en opgegaan in de Waterwet. Het is nu een vanzelfsprekendheid dat de waterschappen zich bezighouden met de waterkwaliteitstaken.

Gezond oppervlaktewater

De waterbeheerders hebben de afgelopen 50 jaar een geweldige prestatie geleverd: waar je vroeger niet kon zwemmen, kan dat nu vaak wel. De overmatige algenbloei is verdwenen. Het oppervlaktewater is zodanig gezuiverd dat er weer overal vis zwemt, wel meer dan 40 soorten. Het dode water is nu weer een gezond aquatisch ecosysteem.

Bedrijfsmatige lozingen

Ook is het toezicht op de bedrijfsmatige lozingen een onmisbare en vaak onderschatte rol bij het verbeteren van die waterkwaliteit. De waterschappen en Rijkswaterstaat hebben veel energie gestopt in het proces van vergunningverlening en handhaving op lozingen. Kortom: de WVO was een succesvolle milieuwet.

Op de website van waterschap Vechtstromen staat de video ‘Succesvolle strijd tegen waterverontreiniging’ uit het bioscoopjournaal van 1 oktober 1972.

 

(bron: Unie van Waterschappen)