Direct naar content
Terug naar overzicht

De ruim 320 Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) produceren jaarlijks 2 miljard m³ gezuiverd afvalwater. Dat is 2,5 keer het gebruik van huishoudens en het dubbele van het gebruik van de landbouw in de zomer. De kwaliteit van dit effluent neemt steeds meer toe. Het initiatief De Waterfabriek ontwikkelde een serious game om in een rollenspel tussen acht verschillende partijen tot heldere afspraken te komen voor hergebruik ervan. Begin november oefenden circa vijftig deelnemers ermee op het tweede congres van Waterfabriek/Energie- en Grondstoffenfabriek

Door René Didde

‘Nee, ik heb totaal geen belangstelling voor gezuiverd rioolwater. Wij maken pilletjes en we worden  voldoende beleverd door drinkwaterbedrijven’, zegt een vertegenwoordiger van de industrie nogal zelfgenoegzaam. Zojuist heeft hij samen met een vertegenwoordiger van de landbouw en van de natuur het aanbod gekregen van het waterschap dat er een flinke sloot effluent beschikbaar is. Niet meteen geschikt voor gebruik, maar met enige kosten voor nazuivering kan het opgewerkt een nuttiger doel dienen dan lozen in kanaal of rivier. De vertegenwoordiger van het Rijk doet ook een duit in het zakje. ‘Wij hebben subsidies beschikbaar die kunnen helpen om het effluent voor hergebruik geschikt te maken’, zegt hij. ‘Want in 2050 moet Nederland helemaal circulair zijn.’
Hoeveel kost die opwerking dan, wil de man van het drinkwaterbedrijf weten. ‘Uit een studie blijkt dat het ongeveer € 0,90 per m³ bedraagt om er drinkwaterkwaliteit van te maken’, antwoordt het waterschap. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat industriewater neerkomt op € 0,75 per m³ en voor € 0,35 per m³ heb je al landbouwwater.
Zo tast het gezelschap elkaar voorzichtig af en na een beetje prikkelen van de procesregisseur, besluiten ze na een twintigtal minuten om een plan te maken en vraag en aanbod van effluent op elkaar af te stemmen. Maar dan komt het bericht binnen dat de extreme droogte van de laatste weken gaat aanhouden. ‘Het water raakt op, lees ik, zegt de man van de provincie, die alle nieuwe aanvragen voor de industrie resoluut afwijst. Het waterschap kondigt per direct een beregeningsverbod af. De industrieman die zo zeker was van levering krijgt van het drinkwaterbedrijf te horen dat de industriële onttrekkingen binnen een maand worden gehalveerd.  De Minister wordt naar de Kamer geroepen en verkondigt daar dat er meer effluent moet worden ingezet.
De oekaze brengt onmiddellijk een gevoel van urgentie te weeg in het gezelschap. De industrieman  gaat onmiddellijk zijn productie beperken en water besparen. Het waterschap gaat voortaan de peilen hoger houden en de zeer welwillende boerin zegt namens de landbouw dat ze natte teelten gaat overwegen en ook gewassen die meer droogteresistent zijn. ‘Dat is mooi’, zegt de drinkwaterman, ‘maar we moeten nu wat doen! Je oogst gaat verloren.’ De net nog kibbelende partijen besluiten om een regisseur te benoemen. ‘We moeten voortaan in de natte maanden meer water opslaan en bufferen’, klinkt het. Het drinkwaterbedrijf neemt onmiddellijk 40 duizend m³ effluent af.

Rollenspel

Met deze ‘serious game’ over droogte vierde de Energie- en Grondstoffenfabriek (EFGF) op een natte novembermiddag begin november ‘22 haar tweede landelijke congres. Vijftig mensen waren aanwezig in Woerden en speelden in vier groepen het rollenspel. De hierboven beschreven taferelen komen van een van de meest ‘succesvolle’ groepen. In zeker twee groepen verliepen de onderhandelingen aanzienlijk chaotischer en kwamen tot minder voortvarende afspraken, ook niet toen ‘het bommetje’ van de acute droogte afging. De serious game over droogte werd ontwikkeld door De Waterfabiek werkgroep van de EFGF, in samenwerking met de game designer van de Provincie Zuid-Holland.
De Waterfabriek is eigenlijk het logische vervolg op eerdere initiatieven van de waterschappen. Begin 2000 begonnen ze op de rwzi’s energie terug te winnen uit afvalwater en slib. Eigen gebouwen en menig wagenpark draaien op deze duurzame energiebronnen. Niet veel later, in 2012 kwam in het kader van de circulaire economie het winnen van interessante grondstoffen uit rioolwater naar voren, zoals cellulose, afkomstig van WC-papier (hergebruikt als toeslagstof in asfalt), struviet (meststof) en alginaat (bindmiddel, lijm). De Waterfabriek en intussen zelfs de Ultieme Waterfabriek (waarin het effluent wordt opgewerkt tot drinkwater) is een logisch gevolg hierop. Effluent is gedurende het hele jaar, zomer of winter 24/7 beschikbaar en kan tegen overzichtelijke kosten worden opgewerkt als koelwater en eenvoudig proceswater voor de industrie. Voor wat meer geld is het geschikt als landbouwwater of gietwater in de tuinbouw. Nu al wordt in tijden van droogte effluent direct gebruikt om droogvallende beken en andere waterlopen op de zandgronden te vullen. Dat is een suboptimale maatregel, maar nood breekt wet. ‘Beter een vis in vervuild water dan een vis zonder water’, zegt iemand.
De kwaliteit van effluent neemt toe. Mede als gevolg van Brusselse wetgeving moeten immers steeds meer stoffen als medicijnresten, cosmetica, PFAS en microplastics uit het afvalwater worden gehaald. De kwaliteit van het effluent zal op termijn steeds verder in de richting van drinkwater gaan. Of, zoals UvW-bestuurder Sander Mager het verwoordde in dit filmpje: ‘of we het nu willen of niet, we zijn op de grenzen van het watersysteem gestuit vanwege de klimaatverandering met extreme droogte en extreme wateroverlast. De transitie overkomt ons, we moeten van onbezorgd en onbegrensd naar een sprong in het diepe van een zorgzame watercyclus. Daar moeten we ons toe verhouden’.
Toch zijn er nog veel barrières te nemen, zoals wet- en regelgeving die moet worden aangepast op de inzet van ‘tweedehands water’. Opgewerkt effluent is duurder dan de (extreem lage) drinkwatertarieven en er kleven psychologische belemmeringen aan gebruik van effluent.

Daar wezen eerder op de middag drie experts van buiten de waterwereld ook al op. Monique de Leeuw van VanWaarde, een adviesbureau voor duurzame transitie, vindt de Waterfabriek een prachtige oplossing. ‘Technisch is het allemaal heel goed mogelijk, maar we moeten proefprojecten zien op te schalen naar het nieuwe normaal’, aldus De Leeuw. ‘Dat vraagt iets nieuws van ons, een andere rol van de wet, we moeten het als inwoners leren accepteren, onze organisaties in de waterketen krijgen een andere rol.’
Florian Reuter van Impact Institute, bekend van onderzoek naar de échte prijs van producten, vindt het de grootste opgave om anders naar business cases te kijken. Niet alleen kijken naar technologie of naar de prijs, maar naar de echte waarde, zegt Reuter. ‘Om water te maken uit de fecaliën en ander afval van astronauten ontwikkelde NASA een apparaat van dertig miljoen dollar voor ruimtestation ISS. Dat is het kennelijk waard.’ 
En we moeten ook meer nadenken over welk probleem we oplossen. ‘Met kernenergie en afvalwater kun je synthetische kerosine maken, maar wat schieten we daarmee op?’ Eigenlijk is het recht om te vervuilen een gekke gedachte, vindt Reuter. ‘De vervuiler betaalt, is de gedachte, maar veel vervuiling wordt niet meegerekend, zoals bijvoorbeeld de gezondheidsschade die mensen ondervinden van PFAS.
Max Notermans, gedragspsycholoog bij bureau Dijksterhuis en Van Baaren, geeft een kort college over gedrag. In ons brein schuilt nog de hardware van de Neanderthaler. ‘95 procent van ons gedrag gebeurt automatisch op basis van instinct en gewoonte. Slechts 5 procent van ons gedrag wordt gestuurd door hogere, planmatige doelen. Dat kost echter veel aandacht en controle en dat kun je niet de hele dag volhouden.’ Geef je bij de aanpak van de watertransitie dus rekenschap van dit belangrijke onbewust gedrag’, aldus Notermans. ‘Zorg ervoor dat de vijf basisbehoefte van de mens worden gedekt. Energiebehoud, zekerheid, autonomie ofwel zelf keuzevrijheid hebben, verbondenheid, wij zijn groepsdieren (mijn buren sproeien de tuin, dus het zal wel goed zijn) en positief zelfbeeld.'

Aan het einde van middag blijkt een belangrijk leermoment van de serious game: ‘never waste a good crisis’. Er ontstaat in de meeste groepen urgentie na de aankondiging van de droogte. Dit zou in de praktijk van vier droge jaren in de laatste vijf jaar toch wat moeten opleveren.

Er is tenslotte ook enige kritische zelfreflectie: er zijn nu wel veel (proef)projecten maar drie jaar geleden waren de gedachten eigenlijk net zo ver als nu. Er zijn ook nog steeds overwegend ‘techneuten’ van voornamelijk waterschappen aanwezig. Sterker nog, er zijn amper vertegenwoordigers van de industrie, natuurorganisaties en boeren present, ook de drinkwaterbedrijven zijn minder prominent aanwezig dan in 2019. Hopelijk zijn op een volgend congres mogelijk meer mensen uit deze geledingen aanwezig. 

Dagvoorzitter Jelle Roorda maant iedereen voor een volgende keer dan ook twee mensen uit de landbouw, industrie of provincie mee te vragen. Ook blijft het een belangrijk punt voor de Waterfabriek – en eigenlijk de hele watertransitie –  hoe de consument erbij te betrekken. Anders dan energie wordt water nog niet als een probleem ervaren. Vermoedelijk kan dat het beste door niet de crisis of noodzaak tot transitie te benadrukken maar de aandacht te vragen voor de kansen en de hoop. ‘Water moet meer hip worden’.